9.19.2014

LOTTE’S BLIKVANGER #117


LOTTE’S BLIKVANGER #117
Week 38
September 2014

Dit is de honderd en zeventiende column van Lotte’s blikvanger.
Een wekelijkse beschouwing over een kunstwerk dat mijn blik ving.










ADEMGEBED

Afgelopen februari schreef ik over The Child Of Lov. De plaat en de artiestennaam van Martijn Teerlinck. De jonge veelzijdige creatieveling. De dichter, de muzikant, de beat-maker, de kunstenaar. 
De man met een missie. De man omgeven door het mystiek door zijn afwezigheid. ‘Het gaat niet om mij, maar om mijn muziek.’ Martijn was ernstig ziek en overleed op 26-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hartoperatie. De ziekte heeft zijn leven beïnvloed, heeft hem bewust gemaakt van zijn tijdelijkheid, heeft hem geïnspireerd en hij heeft hard gewerkt; gecreëerd.

En nu heb ik hier in mijn handen zijn postuum gepubliceerde gedichtenbundel: ADEMGEBED.

Doodgaan doe je in drie fases. Het vleselijke gedeelte, het spirituele gedeelte en het gedachtelijke gedeelte.
Pas als iedereen je vergeten is ben je echt dood.

Ik duik in de gedichten. De woorden duizelen me. Ze laten me zwaarder ademen. In flarden, als ik het tempo van de woorden en het ritme ervan lijk te begrijpen, hoor ik de stem van Martijn die het aan me voordraagt. Hij is zo dichtbij door zijn woorden. 
Woorden sterven niet. Als ik ze lees, hardop in mijn hoofd of fluisterend met mijn stembanden of als ik ze schreeuw over het water van de gracht, dan bestaan ze. In dit moment.




De bundel begint met een voorwoord van de dichter Erik Jan Harmsen; ‘Flessenpost’. Martijn had liever gehad dat de gedichten tot de lezer gekomen zouden zijn via flessenpost. Je zou ze lezen zonder te weten waar ze vandaan kwamen.
Dit voorwoord voldoet niet aan die wens. Hij omschrijft Martijn. Als  iedereen had geweten dat hij achter het cultfenomeen The Child of Lov zat en dat hij ongeneeslijk ziek was, was zijn gedichtenbundel vast bij zijn leven verschenen. ‘Maar Martijn stond erop dat zijn gedichten op hun merites werden beoordeeld, niet op pr-waarde of persoonlijk dramatiek.’
Het liefst had hij zijn gedichten ‘kaal’ zien afgedrukt, zonder inleiding, zonder foto op de achterflap, zonder vermelding dat hij een genadige performer was en in 2010 het Poetry Slam won.
Maar waarom dan toch deze uitgave?
‘Door duiding en een context toe te voegen bereikt deze bundel u niet per flessenpost. Dat had de dichter jammer gevonden, maar anderzijds moeten we onthouden van Martijn Teerlinck een diepste wens had: gelezen worden. Dat dat nu gebeurt vult mijn gevoelens met geluk.’

…eindigt Erik Jan Harmsen zijn voorwoord.

                                                         ‘Zien ze het                                                                  dan niet?’

‘Zien ze het dan niet?’ schrijft Martijn herhaaldelijk in zijn dagboeken. Door vele lompe afwijzingen van uitgeverijen en literair tijdschriften kon hij het soms niet meer opbrengen door te werken.
‘Zien ze het dan niet?’
Terwijl ik zijn woorden, zijn ritmische flarden, zinnen; gedichten tot me laat komen. Zijn beat-poezie, die Erik Jan Harmsen zo mooi vergelijk met de energie van John Coltrane’s ‘Afro Blue Impressions’,
begrijp ik nog niet wat ik lees.
Zie ik nog niet wat hij ziet.

Ik begrijp de Nederlandse taal, ik weet wat de woorden betekenen, maar het is als een blinde die nooit gezien heeft, die opeens technisch weer kan zien, maar nog niet weet wat het concept van zien is. Hoe leg je het concept van zien uit?

Het onbekende is nog niet zichtbaar door ons. 

Zoals de Engelsen met grote schepen in de 16e eeuw uitvoeren om nieuwe werelddelen te ontdekken. Ze op een nieuwe kunst stuitte en eerst met een paar mensen op een klein roeibootje naar de kust vaarde. Zij vielen de bewoners van het nieuw ontdekte land aan. Nooit was het zo dat de oorspronkelijke bewoners, die vaak met grotere getale waren dan de Engelsen op hun schip, het grote schip aan vielen.
Waarom niet?
Omdat ze het schip niet zagen. Het concept van een groot schip was hen nog onbekend waardoor zij niet konden begrijpen wat ze zagen en daardoor konden zij het niet waarnemen.

‘Zien ze het dan niet?’
Nee Martijn, wij tasten nog in het duister. Langzaam zal het licht aanzwellen als we herhaaldelijk je poëzie lezen, steeds meer begrijpen met ons hart, langzaam zullen we ontwaken en de dingen zullen ons zichtbaar worden.

Ik ben dankbaar voor de opnames van jouw stem, die ik beluister terwijl mijn ogen de woorden volgen. En ik geniet van het wijzer worden. Je gedichten zijn universeel, als flessenpost uit alle windstreken,  maar gelukkig niet zonder terug te leiden tot hun oorsprong: dat ben jij Martijn.




















ik ben groot geworden, veel te groot
om langzaam te verdwijnen in rumoer
p.36


ADEM
GEBED

gedichten
Martijn Teerlinck

Lebowski Publishers, Amsterdam 2014



-Lotte van Geijn 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten