3.27.2014

LOTTE’S BLIKVANGER #92

LOTTE’S BLIKVANGER #92
Herman Lamers
Week 13
Maart 2014

Dit is de tweeënnegentigste column van Lotte’s blikvanger.
Een wekelijkse beschouwing over een (kunst)werk dat mijn blik ving.





ZACHT&AARDIG






Ik ontvlucht de Poolse bouwvakkers; die ook op zaterdagochtend vroeg aan het werk gaan. Ik ontvlucht de lallende ballen die tot ‘s avonds laat onder mijn raam langs komen en ik ontvlucht de eindeloze stroom aan toeristen die Amsterdam meer een attractiepark maken dan een stad om in te wonen. (Het centrum in ieder geval) en geniet de het eerste half uur door enkel op een stoel te gaan zitten en te luisteren….: Oorverdovende stilte.
Langzaam adem ik uit en ontspannen spieren, waarvan ik niet wist dat ik ze had, zich stuk voor stuk.
Ik voel me in Amsterdam als een opgejaagd stuk vee. Altijd op mijn hoede voor een onverwachts geluid of een onverwachts verkeer, want zelfs op het trottoir ben je niet veilig. (Afgelopen week reed een man mijn vol aan met de fiets terwijl ik rustig op de stoep liep). 
Hier moet ik dit een paar keer voor mezelf herhalen; laat los er is hier geen gevaar. En ik besef me eens te meer hoe ongewoon en onaangenaam het is om voor de zesde keer naast een verbouwing te wonen. Ik ben niet van beton.

Maargoed ter zake. Rotterdam heeft namelijk een bijzonder zacht&aardig weekend voor me in petto. Het wordt een weekend waarin in ik gevallen steken op pak.
Collega-kunstenaar Folke Janssen legt me uit dat je mensen om je heen verzamelt die in dezelfde levensfase zitten als jijzelf en worstelen met dezelfde vragen. Gelijkgestemde die je laten zien wat er in je eigen leven afspeelt.

Ik ben in Rotterdam en ik na enkele omzwervingen en een lunch betreed  ik het Museum Boijmans Van Beuningen. Er zijn meerdere tentoonstellingen, ik bezoek altijd  1 tentoonstelling per keer, meer kan ik niet opnemen en ik stort me graag volledig in een ding. Zodoende besluit ik te gaan voor Alexandra Bircken en de tentoonstelling van Brancusi, Rosso en Man Ray te bewaren voor een andere keer.

Alexandra Bircken maakt driedimensionale objecten uit verschillende als bestaande voorwerpen. Duidelijk zijn haar voorgangers, inspiratoren te herleiden, zoals Duchamp, Eva Hesse, en Beuys. Het werk bevat een sterk element van vrouwelijkheid. Sensueel, sterk, feministisch. Maar ook de testosteron mis niet, de motor die als door een vlijmscherp zwaard doormidden is gekliefd en de motorpakken die tot tweedimensionaal oppervlakte zijn uitgestript, als de gefileerde huid van een gestroopte haas. Drie stuks hangend aan de muur als trofees zoals hertenkoppen. Combineert ze met een bronzen beeldje van een kut. 









Andere sculpturen lijken meer te gaan over het opheffen van de grenzen tussen natuurlijke en niet natuurlijke materialen. Zo loopt in het sculptuur Chariot (Rijtuig), de takken naadloos over in het frame van een fiets en lijken de lipjes; met daaraan vast de dekseltjes van blikjes, als bladeren aan de tak te hangen.
























 Mannelijke versus het vrouwelijke, het ambachtelijke versus met machinale, ik vind het wat verouderde clichématige onderwerpen die ze niet echt vanuit het hedendaagse perspectief bevraagd, MAAR:

Echte kunst, echt goede kunst, zijn dingen die (nog) geen betekenis hebben, die zinloos en ondefinieerbaar zijn. Dingen die zich nog niet hebben gemanifesteerd in onze werkelijkheid, die nog geen context hebben gekregen en die onbenoembaar zijn. Een kopje is een kopje. De vorm heeft een functie en een betekenis. De context is duidelijk en het ding, het kopje, heeft zijn plek in de wereld veroverd, hij manifesteert zich. De sculpturen van Alexandra Bircken zijn hierin in meer en mindere mate geslaagd in hun ondefinieerbaarheid.

 Als ik het object, het kunstwerk Eddie ‘The Egle’  bekijk lijkt het alsof ik het niet kan zien. Het is iets wat ik nog nooit heb gezien en daardoor lijkt het zich niet aan me te openbaren. Ik begrijp niet wat ik zie en daardoor kan het in eerste instantie ook echt niet zien. Pas bij een twee en derde keer bekijken lijkt het mijn brein te wennen aan de nieuwe vormen. Herkenbare elementen als een slee, de uitlaatpijpen van een auto, een koord en  genoopte structuur als van een krantenmand, beginnen zich in mijn brein te manifesteren en het lijkt erop dat ik begin te accepteren dat deze elementen samen een nieuw ding vormen. Dat het een nieuw ding in de wereld is.


Bij mijn  route terug om de tentoonstelling voor een derde keer te bekijken, de suppoost denkt ondertussen dat ik met hem flirt en achter hem aan loop, hij knipoogt, komt er opeens een grote man met wit haar me tegemoet. Als in een flits denkt ik; Herman! Herman Lamers. Ik wil roepen, maar iets in mij haalt mijn kinderlijk enthousiasme onderuit en zijn naam blijft steken in mijn keel. De onmogelijke geachte: 'Hij kent me vast niet meer... slaat me neer. Herman Lamers is druk pratende met een vrouw met half lang donker haar, daardoor ziet hij me niet en slaat rechtsaf de volgende ruimte in. Ik kijk hem na, loop een stukje mee, en twijfel weer. Herman Lamers was een legendarische docent van mij op de kunstacademie in Den Bosch. Herman Lamers, veel studenten vreesde hem. Zijn bulderende stem, zijn vlijmscherpe kritiek, ook mij heeft hij weleens tot aan tranen toe gekregen. Maar wat ik me vooral herinner is zijn aanstekelijke enthousiasme, zijn indrukwekkende kennis van de voorgangers in de kunstgeschiedenis en zijn altijd dwingende energie om meer uit jezelf te halen.  
Hij gaat een kralengordijn door naar de tentoonstelling van Brancusi, Rosso en Man Ray. Daarvoor is een extra kaartje nodig met 5euro toeslag, dat heb ik niet. Ik heb de neiging te roepen: HERMAN! Maar ik doe het niet, alsof hij in een andere wereld staat en ik naar een vorig leven kijk.

Later drink ik een muntthee met een Folke Janssen waarmee ik samen op de academie heb gezeten. We hebben elkaar vijf jaar niet gezien. Het is fijn een gelijkgestemde te ontmoeten. We spreken over kopje onder gaan, maar altijd weer boven komen: en sterker.
Het is een zacht & aardige ontmoeting. Vriendelijk, bevestigend, inspirerend en bemoedigend.
(Het jaar van de Ananas. Een trofee in het raamkozijn.)
Rotterdam is zacht en aardig voor me en bied me ruimte voor nieuwe inzichten. Het geeft me de stilte die nodig is om tot hard werken en focus te komen en laat me de mensen ontmoeten die me wellicht kunnen laten zien waar ik nu sta in mijn kunstenaarschap. 

-Lotte van Geijn


Geen opmerkingen:

Een reactie posten