LOTTE’S BLIKVANGER #15
Week 40
Maansdag 1 oktober 2012
Dit is de vijftiende column van Lotte’s blikvanger.
Een wekelijkse recensie over een werk dat mijn blik ving.
Kunst in de openbare ruimte is een genre apart. Je hebt te
maken met allerlei externe omstandigheden. Van verveelde hangjongeren en
graffitispuiters tot regen, sneeuw, wind, hagel en zonneschijn tot buurtcommissies,wedhouders,
geldschieters en eventuele bronsrovers.
Vaak zijn het monumenten
voor mensen of gebeurtenissen, opdat we niet zullen vergeten. De buurtbewoners
kunnen hem adopteren of eindeloos procederen om hem te laten verwijderen. Ze verworden
tot ijkpunten in het landschap en fungeren als meetingpoints.
Ze staan er door de seizoenen heen en in de constante rumoer
van het stadse leven worden ze steeds omgeven door een andere context.
Een ontmoeting met dit kunstwerk is elke keer alsof het
veranderd is. Het feit blijft dat ikzelf de
veranderde ben.
Het is een beeldhouwwerk van Jan Wolkers, staande in het
Oosterpark aan de rand van een water. Nu rijst hij boven het wuivende riet uit.
Twee identieke vormen die in elkaar grijpen. De ene horizontaal de andere
verticaal. Stalen buizen.
Ik zie een silhouet van een vogel met scherpe bek. Fiets je
er naartoe dan veranderd het perspectief; scherpe hoeken worden mooie zachter
rondingen en het beeld lijkt mee te bewegen met de wind.
Jan Wolkers behoorde tot de groep die we laten zullen kennen
als de Tachtigers. W. Witsen woonde aan het Oosterpark en vaak ontmoette ze
elkaar daar. Samen brachten zij een blad uit ‘De Nieuwe Gids’. Toen H. Marsman
overleed schreef dichter H. Gorter een gedicht over hem. Dit gedicht
inspireerde J. Wolkers tot het maken van dit beeld.
‘Hij was van vuur,
een golf,
een vlam,
een stromend stuk natuur.’
Het park en dit werk
zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is niet meer zichtbaar waar de ene ophoudt en de ander begint. Gecultiveerde natuur of natuurlijke cultuur.
Er landt een meeuw op de ronding. Zijn kraaloogjes kijken
mijn kant op. Hij schudt zijn veren en vliegt dan weer op.
Ik vervolg mijn weg en achterom kijkend beweegt de vorm in
dezelfde snelheid met me mee. Als vlammen in een houtvuur of golven in zee; altijd
ongrijpbaar. Een moment denk je het te zien en dan is het alweer veranderd.
Wie zal ik de volgende keer zijn?
-Lotte van Geijn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten